Zevenhonderdachtenvijftig

Het is kwart over acht in de ochtend. Meester Willem loopt met grote passen door het lokaal. Hij praat snel. ‘Sommige kinderen hebben eigenlijk nog helemaal niets gedaan en anderen lopen gewoon super erg achter.’ Hij zucht en kijkt het lege lokaal rond. ‘Ze kunnen het wel, denk ik, maar alleen werken is gewoon niet hun sterkste kant.’ Ik knik en zet mijn meest innemende glimlach op. Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat ik deze man een beetje gerust moet stellen. Hij lijkt het niet te zien en krabt op zijn hoofd.

‘Hou ze gewoon een beetje in toom. Dat gaat je wel lukken toch?’ Ik wil antwoorden met de legendarische woorden: Dit heb ik nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan, maar misschien wordt Willems toch al fragiele gemoedstoestand daar niet beter van. In plaats daarvan knik ik hem nogmaals geruststellend toe. ‘Oké, zegt hij, ik heb nog super veel te doen, als er iets is, geef je maar een gil.’ Dan loopt hij snel het lokaal uit.

Eigenlijk heb ik nog honderd vragen, maar ik laat het zitten. In normale omstandigheden zou ik vandaag op een naschoolse opvang hebben gestaan. Kinderen met verf laten kliederen of lekker laten buiten spelen. Helemaal mijn ding, maar van normaal kun je tegenwoordig niet echt meer spreken. Vandaag is het mijn taak om een groep vroeg puberende basisschoolleerlingen aan het werk te zetten. Ik heb geen idee wat ze moeten doen, maar af en toe worden ze door hun juf of meester via hun laptopjes gebeld en krijgen ze instructies.

Ze mogen naar school omdat hun ouders moeten werken of omdat ze erg achterlopen met hun schoolwerk.

De ochtend begint met het lezen van een boek. Daar komt maar bar weinig van terecht. Jasmijn kijkt met een trieste blik naar buiten. Alfred ligt met zijn hoofd op het boek en maakt kermende geluiden. Samir heeft van zijn vingers een pistool gemaakt en roept ‘piew piew, piew, waarop Thomas geïrriteerd zegt: ‘Kappen nou!’ Sander vindt het plafond interessanter en Eddie heeft niet eens de moeite gedaan om een boek te pakken. De algehele sfeer die hier hangt is: ‘Haal me weg.’ Terwijl ik me afvraag of ik net zo depressief was in groep vijf als deze kinderen, besef ik dat er iets moet veranderen. Ik schraap mijn keel en zeg: ‘Weet je wat, boeken dicht, ik ga voorlezen. Vijf koppies kijken me verveeld aan. ‘Bleeh stom! wordt er geroepen, maar ik doe net alsof ik dat niet hoor.

Tijdens het lezen zet ik verschillende stemmetjes op en al snel hoor ik de kinderen hier en daar lachen. Ik ben blij dat ze al wat vrolijker zijn, maar dat is maar van korte duur.

Ze gaan aan het werk achter hun laptop en de temperatuur daalt weer tot ver onder het vriespunt. Ik loop rond om vragen te beantwoorden en om te controleren of ze niet stiekem op YouTube zitten.

Langzaam kom ik er achter dat deze kinderen super gestrest zijn. Ze hebben tijdens de lock down thuis niets gedaan en proberen zich nu wanhopig door een berg vragen heen te ploeteren. Tot overmaat van ramp vertelt hun juf dat er vandaag nog meer werk bovenop komt en het duurt dan ook niet lang voordat de eerste bom ontploft. Eddie gooit zijn stoel omver en schreeuwt al zijn frustratie er uit. Met wat pedagogische overredingskracht krijg ik hem tot bedaren en vertelt hij wat er aan de hand is. ‘Ik moet nog zo veel opdrachten doen juf.’ Hij wijst naar zijn laptop waar het getal 758 staat.

Ik slik en weet even niet wat ik moet zeggen, hij heeft thuis niets gedaan, maar kun je dat een kind van negen verwijten? Hebben zijn ouders geprobeerd te helpen? Ik denk aan mijn eigen basisschool tijd. Vriendjes die in de pauze wel buiten mochten spelen en ik in de klas aan het werk. Er leek geen einde te komen aan de berg sommen die ik moest doen. Heb ik daar echt iets van opgestoken? Veel beter zijn mijn wiskundige vaardigheden niet geworden en als ik nu een foutje maak, staat dit in mijn hoofd gelijk als het begaan van een verschrikkelijke misdaad. Ik heb zin om alle laptops uit het raam te flikkeren, maar hou me in.

Dan haal ik diep adem en begin aan een lange redevoering die eindigt in een peptalk.

Als een soort coach die vlak voor de wedstrijd het hele team er nog wat moed probeert in te praten, pep ik de kinderen een beetje op. ‘Kijk niet naar wat je nog moet doen. Begin gewoon bij het begin. Het is niet belangrijk dat je snel werkt of dat je alles weet, de juf wil alleen zien dat je je best hebt gedaan.’

Ik deel high fives uit en knijp bemoedigend in opgetrokken schoudertjes. Langzaam weet ik de gemoederen tot bedaren te brengen.

Alfred komt aan het einde van de dag juichend en met een stralende glimlach naar me toe. ‘Ik heb alles gedaan wat ik moest doen van de juf! Mag ik nu gaan verven?’ Ik juich gezellig met hem mee en ga gelijk op zoek naar verf.

Vijf minuten later wordt hij gebeld. ‘Alfred, klinkt de stem van zijn juf het door de speakers van zijn laptop, ‘je hebt je opgaven niet gemaakt.’ Beteuterd kijkt Alfred naar zijn scherm. Hij heeft de hele dag gewerkt, maar aan de verkeerde opdrachten.

Zonder een woord te zeggen legt hij zijn hoofd op tafel. Mijn hart huilt zachtjes met hem mee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *